Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
Schrijven van teksten routebeschrijving:

Routebeschrijving

In onderstaand voorbeeld zien we hoe kinderen uit klas 4 (groep 6) zich oriënteren op een opdracht tot het schrijven van routebeschrijvingen. De leerkracht combineert spelen (een korte improvisatie in de vorm van een rollenspel) en praten als voorbereiding op het schrijven. De gespreksvorm waarin zij de activiteit plaatst heeft kenmerken van een kringgesprek: de kinderen zitten in een kring, ze brengen hun kennis en ervaringen over routebeschrijvingen in, maar ook van een klassengesprek: het gesprek wordt sterk gestructureerd door de inbreng van de leerkracht die de kinderen vraagt een rollenspel te spelen en vervolgens met gerichte vragen het gesprek in de richting van ‘herkenningspunten voor je publiek’ stuurt. Voorafgaand aan deze schrijfactiviteit hebben de kinderen in de aardrijkskundeperiode ook plattegronden van de directe omgeving van de school getekend. De taalactiviteiten vertonen een duidelijke samenhang met de lesinhouden bij andere vakken.

Het is maandagmorgen. De kinderen zijn nieuwsgierig naar de studente die de les met een bandrecorder komt opnemen. Bereidwillig schikken ze in en stelt Job zijn tafel beschikbaar voor de apparatuur. Na de spreuk begint de les.

Leerkracht:

“Wie durft? (Twee leerlingen steken hun vinger op.) Eén (wijst Fanny aan), wie nog? (wijst ook Elmar aan.) Oké, ga maar met zijn tweeën in de kring staan. (andere leerlingen moeten lachen, Fanny en Elmar gaan in de kring staan.) Nou ben jij (Fanny) iemand en je weet de weg niet. En jij (Elmar) bent iemand en je weet die weg wel. Jij gaat de weg vragen, verzin maar waar naar toe, je mag zelf even wat verzinnen.

Fanny:

Een straat of een plein of zo.

Leerkracht:

Een straat of een plein. Ergens waar jij naar toe wil. En jij gaat haar de weg uitleggen. En jullie letten heel goed op wat hij zegt. Nou, zij gaat vragen. Goedemorgen meneer of mevrouw, maak er maar wat van.

 

(leerlingen moeten lachen)

Fanny:

Goedemorgen meneer. Mag ik u wat vragen?

Elmar:

Ja.

Fanny:

Weet u misschien waar de Stadionweg is?

Fanny:

Eh, ja. Dan moet u daar de deur door (hij wijst naar de deur van het klaslokaal, er wordt gelachen.) En dan die kant op (hij wijst met zijn vinger een richting aan) en dan daar de deur door en dan moet je de trap af en dan moet je helemaal naar beneden en dan kom je bij een hele grote deur en daar moet je uit en dan kom je bij het Hygieaplein en dan moet je de straat op en dan, ehm (hij denkt even na). Ja, dan moet je een stukje zo (hij wijst weer met zijn vinger een route aan), dan zie je daar een stukje straat en dan moet je zo (wijst weer een kant uit) en dan moet je die kant op (wijst weer). Dan kom je bij een heel groot Citroengebouw

Fanny:

We zijn er al lang, volgens mij.

Elmar:

En dat is dan de Stadionweg.

Fanny:

Al eerder was de Stadionweg, hoor.

Leerkracht:

En stel je nu eens voor dat je een mevrouw bent en je hebt de weg gevraagd, hè, aan hem. (Fanny stemt daarmee in) En stel je voor dat je nog nooit in deze stad geweest bent. Wat doe je dan nu op dit moment? (Het blijft even stil, ze denkt na. De rest van de leerlingen denkt mee en opeens roept één van hen: Dan zeg je "dank je wel”).

Leerkracht:

Ja, maak het toneelstuk maar af.

 

(Iedereen begint door elkaar heen te roepen ‘dankjewel’).

Leerkracht:

Oh maar kinderen wacht even. Dit gaat even helemaal over nu. Stop. Je moet niet zo hard lachen dat je het niet meer kunt verstaan en je moet even niet doen alsof je kind bent, maar even in je rol blijven. Wil je het nog een keertje laten horen?

Fanny:

Dank u wel voor de uitleg.

Elmar:

Alstublieft.

Leerkracht:

Als je nou die mevrouw was, wist je dan de weg nu?

Fanny:

Niet echt (moet lachen).

Leerkracht:

Ga maar zitten. Ik dank jullie wel, want jullie zijn in het diepe gesprongen en dat hebben jullie goed gedaan. Nu heb ik een vraag aan alle kinderen in de klas. Wie weet er nog iets wat Elmar zei? Iets wat hij zei over de wegwijzing.

(Ze kijkt de kring rond, leerlingen steken hun vingers op. Er worden verschillende stukjes tekst terug gehaald. De trap wordt genoemd; het stukje zo en zo wordt met dezelfde armgebaren weergegeven. Tenslotte noemt Anna waar de leerkracht al op hoopte)

Anna:

Nou als je beneden bent dan kom je bij een hele grote deur en daar moet je doorheen.

Leerkracht:

Goed. Onthoud hem. Ja.

Lannee:

Ik weet nog dat hij zei: De grote deur en Hygieaplein.

Leerkracht:

Wat waren nou aanwijzingen waarvan je denkt: “Oh, maar die kan ik makkelijk onthouden.”

 

(een stilte volgt)

Davey:

Hier de deur uit, omdat je die nu voor je ziet.

Leerkracht:

Heel goed. Merel.

Merel:

Als je de trap afgaat dan kom je een grote deur tegen en dan ben je, als je die door gaat dan ben je bij het Hygieaplein.

Leerkracht:

Waarom kan je die makkelijk onthouden?

Job:

Omdat je het voor je kan zien. Je loopt hier elke dag zo, dus je kan het voor je zien.

Leerkracht:

Heel goed. Elmar?

Elmar:

Omdat het groot is en dan is dat makkelijk te herkennen.

Leerkracht:

Dat is makkelijk te herkennen.

(De kinderen mogen even oefenen een kringronde lang noemt iedereen een
herkenningspunt op. In die ronde vallen ook enkele straatnamen)

Leerkracht:

Nou vraag ik jullie precies hetzelfde te doen, maar dan voor iemand die de weg niet kent. Dus dan kan je niet zeggen ‘Hygieaplein’. Maar je moet net doen alsof iemand hier voor het eerst is en je wil iets vertellen over hoe je de school inkomt en je zegt dan iets waardoor iemand die hier nog nooit is geweest het meteen kan herkennen.

 

(Ze gaat het rondje langs)

Leerkracht:

Heb jij ook een herkenningspunt dat je zou kunnen vertellen?

Ciro:

De deur beneden die is heel hoog en heeft twee hele grote handvaten waarmee je de deur open kunt maken.

Leerkracht:

Ja, de zware handvaten van de deur, ja. De grote deur met zware handvaten. Goed, wat had jij?

Maeve:

De glijbaan.

Luna:

Als je bij de schooldeur komt, dan zie je een groot bordje met Geert Groote School erop en met zo’n tekentje.

Leerkracht:

Ja.

Job:

Dat is het teken van de Vrijeschool.

Anna:

Hoe weet je dat?

Job:

Dat weet ik gewoon, want dat staat ook op de nieuwsbrieven.

Leerkracht:

Davey?

Davey:

Ik had ook de glijbaan.

Eva:

Als je nou bij de gymzaal zou staan, dan, en iemand vraagt daar de weg, dan zou ik, dan zou je kunnen zeggen van dat ding bij de slager en je ziet er allemaal van die rode dingen op en ….(?)

Leerkracht:

De slager zou ook al genoeg zijn. Dat is ook een herkenningspunt, hè. De slager. Je komt langs een slager.

Davey:

en dan moet je eigenlijk alleen maar rechtdoor lopen.

Leerkracht:

Ja. Jade.

Jade:

Je komt langs een speeltuin en dan moet je daar rechtdoor (?)

Wendy:

Ook de grote deur met verschillende kleuren glas. En de gymdeuren. Als je binnen komt dan kom je bij zo’n heel groot beeld.

Isa:

Ze weten niet wat de gymdeuren zijn, want ze weten niet dat dat gymdeuren zijn.

Leerkracht:

Ja, dat is terecht wat jij zegt. Dat is een goede aanvulling. Nog een aanvulling?

Sebastiaan:

Als je door de grote deur gaat en dan recht voor je kijkt dan zie je een groot beeld dat zij bedoelt.

Fanny: 

Dus, als je binnen komt tussen twee deuren in staat er een Mariabeeld, maar dat is bijna hetzelfde als wat Sebastiaan zei.

Leerkracht:

Dat is goed. Sakina?

Sakina  :

Nou, als ze niet weten wie Maria is dan kan je zeggen: tussen de twee deuren staat een beeld met een soort van vrouwachtig iemand met een kindje.

Leerkracht:

Ja, dan vertel je nog iets over het beeld ook. Dat diegene die nieuw komt, die denkt: ”Oh, vrouwachtig. Dat moet dat beeld zijn.” Ja.

Job:

Want misschien heb je er wel meer beelden staan.

Leerkracht:

Ja, maar dat is toch niet zo?

 

(Job mompelt nog iets onverstaanbaars)

Job:

Er is een grote speeltuin en daarnaast is er een school met gekleurde deuren en daar is een soort hokje en daarnaast staat er een bordje met Geert Groote School en dan weet je dus dat je er bent.

De kinderen krijgen de opdracht een routebeschrijving voor een onbekende te schrijven. Ze kunnen kiezen of ze de routebeschrijving bij de slager laten beginnen, of bij de bushalte. De leerkracht schrijft twee aandachtspunten op het bord:

(In schema schrijven bij schrijven van informatieve teksten: Klas 4 routebeschrijving)